De geheimzinnige aanval op Schijndel
Het volgende is een vertaling uit een Amerikaans boek dat werd
geschreven door captain Critchel, genaamd "The four stars of the
hell". Dit boek handelt over de krijgshandelingen van het 1O1ste regiment
luchtlandingstroepen, dat op 17 september 1944
in onze omgeving neerkwam.
Kolonel Johnson had moeilijkheden. Iedereen die de gevechtskaart
bestudeerde op 't regimentshoofdkwartier kon zien, dat de Duitsers volgens een
vastgesteld plan hun posities verbeterden tussen de frontlijn Eerde en het
versterkte verbindingscentrum Den Bosch.
De Nederlandse ondergrondse gaf ongeveer van uur tot uur
inlichtingen over nieuwe versterkingen van vijandelijke troepen, die ten
noorden en ten westen posities innamen.
Johnson was er zeker van, dat een gestabiliseerde toestand van
zijn regiment de Duitsers de gewenste gelegenheid zou geven. Binnen enkele
dagen zou de Wehrmacht toeslaan. Voordien had de commandant van het 1e
bataljon, overste Harry W.O. Kinnard, Johnson overgehaald om zijn bataljon in
het offensief te brengen langs het kanaal. Het staat niet vast, wat Johnson van
dit offensief dacht, maar wat in werkelijkheid gebeurde was, dat Kinnard ten
koste van 2 gewonden terugkeerde met een vangst van 480 krijgsgevangenen en de
zuivering van het kanaal tot Heeswijk en Dinther. Johnson was onder de indruk,
terwijl hij de kaart bestudeerde begreep hij, dat hij Kinnard's strategie op
regimentsschaal kon bezigen. Indien de hoofdmacht van de Duitse troepen zich
consolideerde in de omgeving van Schijndel, zoals de ondergrondse rapporteerde,
kon hij twee bataljons in een tangvorm door dat gebied dirigeren, de Duitsers
in het midden uitroeien en hun aanval verijdelen.
Daags na Kinnard's actie langs het kanaal hield Johnson een
bijeenkomst van de bataljonscommandanten. Op deze bijeenkomst wees hij
Kinnard's eerste bataljon aan om Schijndel te naderen vanuit het noorden,
terwijl men het kanaal buiten Veghel moest oversteken. Ewell's derde bataljon,
waarvan het vertrekpunt nabij Eerde lag, zou naar Schijndel oprukken vanuit de
tegenovergestelde richting. Johnson verkreeg van het divisiehoofdkwartier steun
van 13 tanks van het 44e Royal Tank Regiment, een Engelse
gepantserde eenheid welke tijdelijk gedetacheerd was bij de 101e luchtlandingsdivisie.
Deze tanks waren toegevoegd aan Kinnard, omdat Johnson veronderstelde dat
Kinnard de zwaarste opgave had. Johnson deelde mee, dat de aanval in de ochtend
van de volgende dag zou plaats hebben. Wat precies gebeurde na deze bijeenkomst
is nooit duidelijk geworden. Zelfs de historische gegevens van het Europese
strijdtoneel geven over dit deel van de actie geen verklaring.
Kinnard en Ewell waren namelijk juist teruggekeerd naar hun
commandoposten, waar zij de compagniescommandanten hadden opgeroepen voor 'n
bijeenkomst, toen ieder van hen telefonisch bericht kreeg van het
regimentshoofdkwartier om onmiddellijk aan te vallen. Een directe aanval scheen
onmogelijk. Er had geen voorafgaande verkenning plaats gehad en de
compagniescommandanten hadden geen instructies ontvangen. Kinnard in de
overtuiging, dat er een misverstand plaats had, trachtte telefonisch een
verklaring te vinden bij majoor Allen op het regimentshoofdkwartier. Maar Allen
deelde mee, dat Johnson niet aanwezig was. Om de verwarring van het ogenblik
nog te vergroten verschoof een tweede order van het regiment de 13 tanks van
Kinnard naar Ewell. Ewell, een beroepsofficier merkte later op: toen die order
voor de aanval kwam, was ik in staat mijn soldatenbaantje er aan te geven.
De nacht was enigszins bewolkt, er stond geen maan. Het was zeer donker en rustig op de frontlijn. De mannen wisten, dat zij binnen het uur gingen aanvallen, maar zij konden zich slechts een zeer vage voorstelling vormen van hetgeen hun te wachten stond en waarheen zij moesten oprukken.
Een hemel vol vliegtuigen op 17 september 1944
Op het vastgestelde uur kwamen zij eenvoudigweg uit hun
"fox-holes" en gingen voorwaarts. Er was geen dekking en zij liepen
voorovergebogen zoals men tegen de wind inloopt. Zij passeerden een houten brug
en toen een open veld, terwijl zij gedachteloos opmerkten, dat de wolken en de
bomen en de ruisende struiken een landschap vormden, zoals zij dat thuis 's
nachts kenden.
Luitenant Joseph Torney leidde de sectie van compagnie G. Toen
hij en de mannen een geblakerd huis naderden, waarvan het glas en de houten
deur ingeslagen waren, zodat alleen holle openingen overbleven, hoorden zij een
vreemd geluid. Het leek een gezang en het kwam van beneden. Het was het
vreemdste geluid dat Torney ooit gehoord had. Hij bemerkte ineens wat het was
toen hij binnen de ruine stond. De Nederlanders in de kelder waren aan het
bidden.
Torney' s compagnie was op de uiterste linkerflank van het 3e
bataljon, parallel aan de spoorlijn. Kinnard's 1e bataljon bewoog zich vrij
over de weg naar St. Oedenrode. Toen zij ongeveer 500 meter opgemarcheerd waren
rapporteerde men een automatisch kanon in een huis langs de weg, een 20 mm
kanon opende het vuur. Kinnard hoorde het vuur hoog over zich heengaan, maar
hij zag de eerste helft van zijn colonne wegsmelten, toen de soldaten dekking
zochten in de sloten. "Doorlopen" schreeuwde hij terwijl hij vooruit
rende. "Dat vuur ligt veel te hoog". "Best mogelijk,
kolonel" antwoordde een soldaat in de sloot. Maar er zijn al 8 mannen in
de benen geschoten. Een laag schietend machinegeweer had het vuur tegelijk met
het 20 mm kanon geopend. Daarom bleven Kinnard' s mannen enige tijd in de
sloot, totdat een voldoend aantal vooruit gewerkt was om een zwaar tegenvuur te
leggen op de vijandelijke positie. Vlak daarop hoorden zij het kanon wegrijden,
het trok zich terug in de richting van Schijndel. Zij volgden het zo snel mogelijk.
Aan de andere zijde bij het 3e bataljon was de vooruitgang
langzamer. Bij de eerste ontmoeting met de vijand hadden de weinig enthousiaste
Amerikanen zich ingegraven. Het was voor de onderofficieren en officieren
moeilijk om hen te bewegen voorwaarts te gaan. Gedurende enige momenten scheen
de uitslag van de aanval op Schijndel in de weegschaal te hangen. Toen staken
een paar onderofficieren de koppen bijeen, brachten elkaar de dagen van Toccoa
in herinnering en vielen zij de eerste Duitse posities aan met de aloude kreten
van Johnson's opleiding. Dit schouwspel stak de rest van de mannen aan die de
aanval achter hen inzetten. Een beetje later trokken de Duitsers terug in de
richting van de weg Schijndel - St. Oedenrode.
Luitenant Torney, die de spoorweg volgde, passeerde een gebouw,
dat naar zijn mening op een Duitse bunker leek. Iets op de stenen trok zijn
aandacht. Het was een Duitse kantine. Vooroverbuigend keek hij door een opening
in het gebouw. Er was geen geluid binnen in en er was niets zichtbaar. Toen hij
verder liep kwam echter een van de sergeanten hem achterop.
"Luitenant", zei de man, "ik denk dat er Duitsers in dat ding
zijn". "In orde", zei Torney, "zoek het maar eens
uit". De sergeant nam een paar man met zich mee. Een van hen porde met zijn
bajonet in de zwarte opening. Een tumult van Duitse stemmen brak los in de
duisternis daarbinnen met angstige roepen: "kameraad" en terwijl de
Amerikanen wachtten klommen acht Duitsers uit de versterking om zich over te
geven.
Het 1e bataljon ontmoette zeer weinig tegenstand na de aftocht
van het 20 mm kanon. De buitenwijken van Schijndel waren kort na middernacht
bereikt, terwijl het 3e bataljon nog in opmars was naar de St. Oedenrodenseweg.
Compagnie C, onder kapitein Philips, nam de bezetting van de fabriekswijk ter
hand.
Aangemoedigd door hun succes werkten de mannen kort en krachtig. Ofschoon zij verschillende vuurstoten van vijandelijk vuur ontvingen, nadat zij enige huizenblokken voortgegaan waren, pauzeerden zij nauwelijks. Terwijl zij ieder derde huis doorzochten haalden zij verbaasde Duitsers uit hun bed. Andere Duitsers, die zij op straat ontmoetten, hieven hun armen omhoog. Schijndel was volkomen bij verrassing genomen. De parachutisten gingen zonder moeite door de straten, terwijl zij hier en daar krijgsgevangenen maakten en toen een hevige vuurstoot losbarstte, nadat Kinard's commandopost was opgesteld, rende luitenant Harry Howard van het compagnies hoofdkwartier naar buiten met vier mannen rechtstreeks naar het vijandelijk kanon, een halve huizenblok verder. De mannen vuurden terwijl zij liepen; de Duitsers gaven het op en drie minuten nadat het vuren begonnen was, kwam Howard terug in de commandopost met acht nieuwe krijgsgevangenen. Met uitzondering van sluipschutters was de plaats volledig in onze handen om kwart over een.
De bevrijders
Engelse tanks op de hoek in de Hoofdstraat –
Pompstraat
Eendaagse
bevrijding, de troepen trekken de Pompstraat in
De eendaagse
bevrijding
Het 3e bataljon aan de andere kant van Schijndel werd bij een
kruispunt opgehouden door versterkte Duitse posities in een paar verlaten
huizen. Ewell beschikte niet over tankondersteuning, want de Engelse commandant
had geweigerd om zijn tanks in de duisternis dwars door het open veld te
zenden. Daarom wachtte het hele bataljon, terwijl een paar verkenners naar de
versterkte huizen kropen en fosforgranaten door de ramen gooiden. Er volgde een
"ping"……. en een gesis. Het volgende moment lichtte het inwendige van
het huis op alsof blitslicht ontploft was. De soldaten, die in die richting
keken waren even verblind. Iedereen hoorde huilen en wilde schreeuwen. De
Duitsers holden naar buiten, terwijl zij hun rokende kleren uitklopten. De
mannen van Ewell bevalen hen op de grond te gaan liggen met de handen achter
het hoofd. Een 20 mm kanon, hetzelfde dat Kinnard's groep beschoten had, opende
het vuur in het verlengde van de hoofdstraat naar Schijndel. Ewell's mannen
gelukte het al kruipend naar voren te gaan. Bijna terzelfder tijd luisterde
Kinnard, tamelijk veilig in Schijndel zelf, naar een mededeling van een
Nederlandse priester, een lid van de ondergrondse, die zei dat een aanzienlijk deel van zijn mannen verborgen was in een fabriek
bij de tweelingwindmolens en dat zij bereid waren alles te doen wat de
Amerikanen wensten.
Het leek iets op een tragikomedie. De priester was echter
serieus. Wat Kinnard, die er nog niet zeker van was dat hij Schijndel kon
houden, vooral kommerde, was, middelen te vinden om te voorkomen dat de
Nederlandse bewoners uit hun kelders kwamen in de morgen om oranje vlaggen en andere
vreugde uitingen te vertonen vanwege de komst van de Amerikanen. Daarom droeg
hij de priester op om een man te gaan halen die goed engels sprak. En toen de
geestelijke terugkwam met een kleine, kaalhoofdige Nederlander, zei Kinnard
hem: "Zorg dat de bewoners niet op straat komen. Vertel hun dat zij geen
vlaggen uitsteken en laat ze doen alsof we niet welkom zijn. Deel hun dat
vanavond mee". De Nederlander stemde toe. Hij voegde eraan toe, dat er
zich, indien de kolonel het interesseerde, een aanzienlijke Duitse troepenmacht
bij het Schijndelse station en de heide bevond.
"Kunt u twee kleine patrouilles van uw mannen per fiets
uitzenden naar beide punten om te laten rapporteren wat zij zien?", vroeg
Kinnard. De Nederlander bevestigde dit en ging heen.
Bij de dageraad maakten Ewell's verkenners contact met Kinnard's
troepen in het dorp. Ewell verklaarde later: "die huizen leken me heel
aardig". De Nederlandse ondergrondse had plichtsgetrouw Kinnard's
instructies uitgevoerd bij de inwoners en er was nergens een teken van leven te
zien. Maar toen een paar soldaten stil hielden bij een raam dat met blinden was
gesloten, gingen de blinden open en een anonieme hand reikte hete koppen koffie
aan. Schijndel was in Amerikaanse handen. Kapitein Stanley, die achter was
geraakt op de Hoofdweg in de achterhoede van het gevecht, constateerde dat hij
de eenzame bewaker was van een half dozijn Duitse voertuigen. Nabij hem was een
donkere boerderij. Hij liet het huis gedurende enige tijd links liggen, maar de
woning leek zo verlaten dat hij eindelijk de deur opende. Tot zijn verbazing
kwamen er elf Duitsers uit met de handen achter het hoofd. Stanley wist niet
wat hij met hen moest beginnen. Korte tijd later kwam er echter een patrouille
van twee parachutisten langs en met hun hulp verzamelde Stanley de rest van de
Duitsers in het huis. De totale buit was ongeveer 30 gevangenen. Stanley en de
twee andere mannen marcheerden met deze groep in de richting Schijndel, terwijl
ze hier en daar handgranaten gooiden in de huizen langs de weg. Toen zij
Schijndel bereikten hadden zij 50 gevangenen.
Een Engelse tank in de Hoofdstraat
Zodra Stanley zich gemeld had, werd sergeant Henderson met vier
man teruggestuurd om de achtergelaten Duitse voertuigen op te halen. Toen hij
en de anderen de vrachtwagens bereden, leunde een van hen uit het raam en riep
naar Henderson: "Hé, zie jij ook wat ik zie?". Dwars over een
aangrenzend veld liep in het volle zicht een volledige Duitse compagnie
infanterie. De Duitsers hadden er blijkbaar geen idee van dat het konvooi
Duitse vrachtwagens bestuurd werd door Amerikaanse soldaten. Zij vervolgden hun
mars. Henderson liet de colonne voertuigen langzamer rijden en toen de eerste
vijandelijke machinegeweerschutter de sloot bij de weg bereikt had, gooide de
Amerikaanse sergeant een handgranaat naar hem. De granaat was van een Engels
type, dat explodeerde bij contact. Hij reet armen, benen en machinegeweer aan
stukken. Onmiddellijk lag de Duitse compagnie tegen de grond. Toen zij een
ogenblik later door elkaar naar Schijndel renden, doodde of verwondde sergeant
Henderson's troepje de meesten van hen.
Een van de andere bijkomstige gebeurtenissen van de nachtelijke
aanval was een incident dat luitenant Wilcombe overkwam. Hij stond in een sloot
om zijn behoefte te doen. Toen zijn broek naar beneden was, sprongen
drie of vier Duitsers in de sloot. Aangezien er niets anders opzat voor
Wilcombe, plaatste hij zijn handen achter zijn hoofd ter overgave. De Duitsers
wilden hem neerschieten. Maar hij verklaarde met tekens, dat hij een officier
was en overtuigde hen dat hij veel gewichtige inlichtingen kon geven. Daarom
namen ze hem mee naar een Duitse verbandplaats, waar een van de Duitse
officieren engels sprak. Wilcombe vertelde de medische groep, in antwoord op
een vraag, dat hij uit Hollywood kwam. Was hij, vroeg de medicus, een vriend
van Jean Harlow en Marlène Dietrich? Ja, zei Wilcombe, hij was een intieme vriend van beide filmsterren. De Duitsers klopten hem op de schouders, gaven hem iets te eten en
lieten hem gaan slapen. Zijn verblijfplaats werd ontdekt door zijn eigen
bataljon, toen drie dienstplichtigen en een officier, 'n vriend van Wilcombo,
zich in het vijandelijk gebied begaven om hem te zoeken. Bij de verbandplaats
opende een kleine groep Duitsers het vuur. Aan beide zijden werd sporadisch
geschoten, toen sprong een Duitser midden op de weg in het volle zicht, schreeuwde
"kameraad" en beduidde de Amerikanen om naderbij te komen. Na korte
tijd sprong hij weer te voorschijn. Deze koddige vertoning herhaalde zich met
tussenpozen gedurende ongeveer een kwartier totdat de Amerikanen vervelend
werden dat men niets opschoot. Toen de volgende twee Duitsers op de weg
sprongen werden beiden neergeschoten. Een witte vlag verscheen aan Duitse
zijde. Daarop kwam een jonge Duitse soldaat naar voren om de Amerikanen te
bewegen zich over te geven. De Amerikanen namen hem gevangen, trokken
Een gevangen genomen Duitse soldaat
zich terug uit hun stelling om te vermijden, dat zij ingesloten werden
door de nijdige Duitsers.
Bij latere ondervraging kwam het er uit, dat er een Amerikaanse
officier op de verbandplaats was die Harlow en Dietrich kende. Later op de dag
schoof men de frontlijn naar voren om de verbandplaats te bezetten en Wilcombe
werd teruggevonden slapend als een os.
De gehele morgen door was het vuren van de scherpschutters te horen geweest. Enkele soldaten, die actiever waren dan de anderen, ondernamen een zuiveringsactie van huis tot huis om iets te doen te hebben. De rest van de troepen van beide bataljons ging weer liggen slapen in de sloten of hield slaperig de wacht achter overijld versterkte barricades in de buitenwijken. Een enkele Nederlander waagde het wel eens om zijn hoofd buiten te steken, maar het vuur van de scherpschutters was voor de meesten wel een reden om binnen te blijven.
Degenen, die de straatgevechten slechts kennen van het
filmjournaal, zullen verbaasd zijn te horen, dat zelfs wanneer een slag aan de
gang is, de mensen, die in die plaats wonen er nog aanwezig zijn. Er zijn er
die weggaan, met hun bezittingen op een handkar of kruiwagen, maar het
merendeel, tenzij zij tevoren gewaarschuwd worden voor een luchtaanval, gaat
slechts naar hun kelders en gaat er op de bedden liggen, die zij daar naar toe
gebracht hebben en bidden dat het huis boven hun hoofd gespaard zal blijven
voor vernieling.
Is er een opening vanuit de kelders naar de straat dan lopen ze
steeds gevaar, dat er een handgranaat ingegooid wordt. De meeste soldaten
weten, dat ze bij straatgevechten rekening moeten houden met de burgers. Daarom
leven de meeste burgers nog als de slag voorbij is. Terwijl Schijndel nog
verlaten was, gebeurden er twee dingen. Eén ervan kon slechts enkele uren later
bekend worden. Het was een Duitse opmars van de onverwachte richting uit het
oosten. Johnson had het bataljon van Ballard verlaten om de toestand van Veghel
te consolideren en in het belang van de nieuwe toestand, die zich die morgen
ontwikkelde, vergat hij nagenoeg zijn voornaamste verantwoordelijkheid. Het tweede,
dat er gebeurde, was een zware vijandelijke aanval op de linie van het 52e
parachutisten infanterieregiment, precies ten zuiden van het juist bezette
Schijndel. Terug in Schijndel bemerkte Johnson, dat hij tegen de achterhoede
van de Duitse strijdkrachten stond, die druk uitoefenden op het 502e regiment.
De soldaten hadden de gehele nacht gevochten. De groep van Kinnard was twee
dagen achtereen in de strijd geweest. Niemand had nog zin om
door te zetten. Niettegenstaande dat, werd iedereen tegen de
middag gesommeerd uit de sloten te voorschijn te komen. Ze moesten dwars over
de velden ten zuiden van Schijndel om de westelijke vijand in de rug aan te
vallen. De doorbraak van de Duitse pantsers was een zware slag in de
beveiliging van de gehele saillant.
Dit was de doorbraak, die Ballard alleen moest opvangen. Het
verkeer op de "Corridor" was tot stilstand gebracht en generaal
Taylor op het divisiehoofdkwartier achtte het nodig de Britse pantsers en
artillerie in te zetten ter ondersteuning van Ballard. Voor de 101e divisie was
dit het zwaarste moment van de gevechten. Verscheidene bataljons Duitsers
oefenden druk uit op de 502e legergroep. Het grootste gedeelte van de
legergroep 501 was ingeschakeld om daar te helpen, terwijl de gelijktijdige aanval
van de Duitse pantsers tegen een enkel bataljon parachutisten ging aan de
andere kant van het front. En het aanvalsfront was vernauwd tot minder dan één
mijl breedte.
Toen het nieuws van deze gebeurtenissen kolonel Johnson
bereikte, stonden hij en zijn soldaten in het heetst van de strijd. In één uur
hadden de twee bataljons onder Ewell en Kinnard, 250 krijgsgevangenen gemaakt,
bovendien waren er nog 170 gewonden en een ontelbaar aantal Duitsers gedood. De
Britse tanks, die de bataljons parachutisten ondersteunden, hadden vele Duitse
auto-toevoercolonnes, die trachtten naar Eindhoven door te dringen, vernietigd.
Het nieuws van de doorbraak verveelde Johnson. Het ging te goed om de operatie
te staken. Laat Ballard het zelf maar opknappen, dacht hij. Maar toen hem meer
nieuws dienaangaande bereikte, het een al slechter als het ander, brak hij de
gevechten halverwege af en gaf Ewell en Kinnard vertoornd bevel door Eerde
terug te trekken op Veghel. Kinnard, die de laatste was die terugtrok, stelde
de Duitse medici in dienst van zijn eigen gewonden en liet de groep achter. Hij
kon niets anders doen. Wat het groot aantal vijandelijke wagens, auto's en
motoren, die buit gemaakt waren, betreft, gaf hij bevel om alles, met
uitzondering van een rijdende keuken compleet met geschilde aardappelen en twee
stukken rundvlees, aan de Nederlandse ondergrondse over te geven. Maar de
Nederlanders hadden het bataljon de hele dag geholpen en toen zij hoorden, dat
het wegging zeiden ze: "wij moeten met jullie mee". Daarom bewapende
hij hen met Duitse geweren en liet hen de Duitse krijgsgevangenen bewaken. Zo
waren er tijdens de mars acht Nederlanders en acht Amerikanen, die de 250
Duitse soldaten bewaakten. Nadat Johnson besloten had Schijndel niet opnieuw te
bezetten gaf hij bevel de voorposten in Eerde op te stellen en hij oordeelde
dat het hard nodig was, dat zijn soldaten de kans kregen om uit te rusten.
De terugtocht van de Amerikanen met
250 Duitse krijgsgevangenen